De fanfare

Senne probeerde met alle macht de grote, groene doos op te heffen. Het speelgoed rammelde luid toen het allemaal langs één kant viel.

   Mama kwam haastig aangehold toen ze het zag. “Jongen, laat mij dat maar doen!”

   Met enige tegenzin liet hij het aan haar over. Senne wilde het liefst een sterke jongen zijn. Net zoals zijn papa die de zwaarste voorwerpen zonder enige moeite de lucht in tilde. Echte jongens hebben veel kracht. Hij wilde graag dat zijn buurmeisje Manon hem zag als machtig. 

   Die middag zat hij samen met haar op het gras in hun voortuin. Manon was zijn lievelingsmaatje. Ze zag eruit als een prinsesje met haar blonde haren en kleurrijke kleedjes, vond hij. Alleen zijn broer Robbe mocht dit niet weten, die zou hem anders de hele tijd plagen. Senne keek stiekem erg op naar zijn grote broer. Robbe kon al enkele jaren lezen en schrijven. Hij las soms wel eens een verhaaltje voor aan Senne. Volgend jaar zou hij zelf verhaaltjes kunnen lezen, dan ging Senne naar de grote school. Hij keek er enorm naar uit. Misschien kon hij Manon dan eens wat voorlezen, zij was één jaar jonger dan hem.

   “Waar zijn haar kleertjes?” Manon keek verwonderd naar de pop.

   “Die moeten waarschijnlijk in die andere doos zitten. Wacht, ik haal hem even van de zolder.” Mama verdween naar binnen.

   “Gelukkig is het warm weer voor de pop,” zei Senne.

   “Poppen moeten mooie kleren dragen, anders zijn ze niet blij, “ Manon fronste haar wenkbrauwen.

   “Misschien zit er een dekentje in de doos om op de pop te leggen.” Senne grabbelde in het speelgoed. Helemaal onderaan zag hij een trommel en een trompet liggen. Die had hij voor kerst cadeau gekregen. Senne was grote fan van de fanfare. Ieder jaar gingen papa en hij kijken naar het dorpsfeest om de muzikanten aan het werk te zien. Papa tilde hem dan hoog op zodat Senne ze al van ver zag komen. Hij keek gefascineerd naar de vele instrumenten waaruit de mooiste klanken kwamen. De glanzende, goudkleurige trompet was zijn favoriet. Wanneer de trommels vlakbij hen passeerden, voelde Senne het bonzen ervan tot diep in zijn borstkas. De trillingen gaven een kriebelig gevoel. Later wilde hij ook samen met de andere muzikanten doorheen het hele dorp wandelen.

   Senne nam de trompet en trommel uit de doos. Manon keek nieuwsgierig toe.

   “We kunnen muziek maken,” stelde Senne enthousiast voor. “Ik neem de trompet!”

   “Ik ga trommelen.” De ogen van Manon glansden van plezier. Ze nam de trommel en sloeg er wild met  de stokjes op.

    “Nee, we moeten samen spelen. Net zoals in de fanfare,” zei Senne. “Anders kunnen we muziek maken voor de buren?”

    “Oh ja!” Manon sprong al recht met de trommel om haar nek.

    De twee wandelden nu op het voetpad. Manon sloeg driftig op de trommel en Senne blies met rood aangelopen wangen op de trompet. Het geluid dat eruit kwam, klonk anders dan dat uit de echte trompet van de fanfare. Het klonk zo grappig dat Senne er constant hard mee moest lachen.

   “Echte mensen van de fanfare lachen ook niet de hele tijd als ze spelen,” merkte Manon wat beteuterd op terwijl ze aan één stuk verder bleef trommelen.

   “Dat komt omdat die mensen al groot zijn. Grote mensen lachen niet meer zoveel,” zei Senne. “Later als we oud genoeg zijn kunnen we samen door het land reizen met onze muziek.” 

   “Reizen kost veel centjes. Dat zegt mama altijd.”

   “We kunnen nu al zorgen dat we een beetje geld hebben.” Senne hield halt op het einde van de straat bij het huis met de appelboom. De boom groeide deels over de haag heen waardoor er vaak fruit op de stoep lag. “Laten we de grootste appels verkopen, dan vragen we er veel geld voor.”

   “Maar wel alles delen, hé,” merkte Manon op.

   “Als we later trouwen dan is alles van ons twee.” Senne bloosde een beetje.

   Manon antwoordde hierop met een stralende glimlach. 

   Beiden raapten zoveel appels op als hun kinderhanden konden dragen.

   “Ik heb honger maar niet in een appel. Ik heb koekjeshonger,” zei Manon.

   Senne dacht even na. “Misschien kunnen we een appel ruilen voor een koekje met chocolade.”

    “Lekker!” Manon keek even de straat in. “Maar hier is niemand te zien.”

    “Laten we proberen op de grote baan, daar zijn altijd veel mensen aan het wandelen.”

    “Daar mag ik niet alleen van mama,” zei Manon bedenkelijk.

    “Maar je bent toch met mij samen, ik zal goed voor je zorgen.” Senne nam haar handje vast.

    En zo liepen Senne en Manon met om hun hals een instrument, in hun ene hand een grote appel en hun andere hand in elkaar gevlochten richting de grote baan.

     Op de grote baan was het een kabaal van jewelste. Auto’s reden pijlsnel voorbij; ongeduldige chauffeurs toeterden. Enkele voorbijgangers keken verwonderd naar de twee kleine muzikanten maar lieten hen begaan.

    “Kijk, daar is Robbe!” Senne wees naar zijn broer die op zijn fiets even verderop reed. “Als Robbe hier mag fietsen, mogen wij hier ook wandelen.”

   “De auto’s klinken te luid!” riep Manon.

   “Laten we anders naar de speeltuin gaan en muziek spelen, daar zijn vast ook mensen.” Senne klemde Manon haar handje nog wat steviger vast.

    De glijbaan stond verleidelijk middenin het grasveld. De schommels wiegden zachtjes mee op de maat van de wind. In een opwelling legde Manon het trommeltje neer op het grasveld en klom de glijbaan op. Met een kreetje liet ze zich ervan glijden. “Dat is leuk, Senne!”

   Maar Senne keek niet naar haar, hij leek gefascineerd door een aantal grote takken die even verderop lagen. “Als we een grote tak planten dan groeit er misschien een boom uit.”

   Manon kwam nu dichterbij. “Denk je?”

   “Zeker weten, die tak wordt dikker en dan groeien er nog takken en bladeren uit.” Senne was trots op zichzelf, wat was dat een slim idee van hem!

   Hij begon een gat in de aarde te graven, nam een tak en plantte die erin.

   Manon keek geïnteresseerd toe. “Ik wil ook een boom.” Ze zocht tussen de takken naar een extra dik exemplaar.

    “Senne!” Een zware mannenstem weerklonk doorheen de speeltuin.  

    “Papa!” Senne zwaaide blij. “Kijk eens, we gaan een boom planten!”

    Papa fietste nu naderbij. Hij glimlachte naar de beide kinderen. “Het is tijd om naar huis te gaan.”

    “En mijn boom dan?” Manon keek beteuterd.

    “Dat zal een ander keertje moeten. Wat deden jullie helemaal alleen op straat?“

   “We hebben muziek gespeeld, we zullen later de nieuwe fanfare zijn,” zei Senne.

   “Da’s mooi maar we gaan nu echt wel naar huis. Jullie mama’s zijn doodongerust.’ Papa zette hen vanachteren op zijn fiets.

   Thuis aangekomen zag Senne mama kwaad kijken.

   “Waar zat jij toch? En dan nog met je buurmeisje mee!”

   “Rustig maar, ze zijn terecht. Ze waren aan het spelen,” suste papa haar.

   “Rustig? Ik kwam naar beneden met die andere doos speelgoed en jullie waren in geen velden of wegen te bespeuren. Ik heb doodsangsten uitgestaan. Zelfs Robbe is op zijn fiets gesprongen om jullie te zoeken!”

   Senne begreep het niet goed. Hij had op de grote baan Manon haar handje stevig vastgehouden en ze hadden mooi op de stoep gewandeld. Dat was toch flink van hem?

   “Manon en ik hebben muziek gespeeld voor de straat.”

   “Wat ben je toch een kleine deugniet.” Papa knuffelde hem.

    Ook mama gaf hem nu een zoen. “Als je nog eens muziek wil spelen dan gaan wij de volgende keer mee. Het is te gevaarlijk alleen. En ik wil jullie wel eens bezig horen!”

   Later als Manon en hij getrouwd waren en hun eigen fanfare hadden dan zou het hele dorp, of zelfs het hele land, hen bezig horen. Senne glimlachte bij de gedachte. En dan zouden Manon en hij in hun tuin een grote boom plantten waar veel appels aan groeien.  

 

Reactie plaatsen

Reacties

Vero Verleene
2 jaar geleden

Zeg skatteke, heel mooi verhaal , maar ist nu Manon of Margot 😉😀

Nore Delahoutre
2 jaar geleden

Het zetduiveltje plaagt me een beetje ;) Tis Manon. Merci om me erop attent te maken!