Veerboot
Hoe het voelt om een rebound te zijn...

Wie naar het donkere raam in het huis keek, zou denken dat de bewoners hier diep in dromenland vertoefden. Een blik binnenin verstoorde deze vredige veronderstelling.
Als een lappenpop lag ze verslagen in de zetel. Slapen lukte niet, nadenken des te meer.
Zijn gezicht verscheen voortdurend voor haar geestesoog. Overal waar ze keek, was hij.
Ze zag hem aan de rustieke, houten tafel zitten waar ze samen zoveel gegeten hadden, ze zag hem in het schilderij met de olifant waar hij zo dol op was, ze zag hem als ze een blik wierp op het rode, zachte tapijt waar ze zich samen al die gezellige avonden hadden neergevlijd. Zelfs de zetel waarin ze zat, herinnerde haar aan hoe hij daar had gezeten de avond van hun eerste ontmoeting.
Die eerste kennismaking in maart had filmisch gevoeld. Het was nochtans begonnen als iedere andere doordeweekse avond. Ze had er geen bijzondere verwachtingen van gehad. Na het nuttigen van een eenvoudige maaltijd was ze in de zetel geploft. Het plan was om de avond te vullen met het bekijken van enkele series. Des te groter was de verrassing toen het geluid van de deurbel doorheen het huis klonk. Haar verbazing was groot. Wie kon dit zijn? Zij die amper bezoek kreeg.
“Ik wil je graag beter leren kennen.” Het was die ene man die ze al een tijdje sporadisch tegen het lijf liep in haar woonwijk. Hun gesprekjes waren nooit verder geraakt dan “Hey, hoe gaat het?” en “Mooi weer vandaag, hé”, toch werd ze onweerstaanbaar aangetrokken tot hem. Telkens ze hem zag, sprong dat blije kind in haar op en neer. Ze dwong zichzelf iedere keer weer met beide voeten stevig op de grond. Zo’n man had geen interesse in haar. Ze mocht zich geen illusies maken.
En nu stond hij voor haar.
Ze werd zich sterk bewust van hoe ze eruitzag. Ze was niet bepaald opgekleed. Voor haar televisieavondje had ze haar haren losgedaan zodat deze slordig om haar hoofd hingen. Het ouderwetse slaapkleed met de bloemen flodderde wijd om haar lijf. En de ouden wollen trui die ze erboven droeg, was ook niet bepaald flatterend te noemen. Met enig gevoel van schaamte nodigde ze hem dan ook uit om binnen te komen. Snel probeerde ze met haar handen haar haren enigszins in model te leggen. Hij sloeg er geen acht op. Had zelfs beleefd zijn schoenen achtergelaten bij de deurmat na een blik op haar blote voeten.
“Heel gezellig ingericht hier, echt waar.” Hij bekeek het interieur aandachtig.
Ze was waanzinnig trots.
Daar zaten ze samen in de zetel met het zachte tapijt onder hun voetzolen. Het gesprek verliep als een normale kennismaking. Een buitenstaander zou het als een beleefde maar verder niet zo speciale babbel beschouwen. Maar voor haar was dit anders. Al van het moment dat ze in zijn ogen keek, wist ze dat de strijd gestreden was. Hij had een bepaalde tristesse in zijn blik die haar ontroerde. Het ontdooide haar hart. Ze voelde zich hopeloos verloren.
Al jaren bereidde ze zich stilletjes voor op een leven alleen. Trouwen en kinderen krijgen: dat was iets voor andere mensen. Het was een groep waartoe zij niet behoorde. Hoe graag ze ook deel wilde uitmaken van hen; ze raakte niet verder dan een toeschouwer van dat soort geluk. Soms frustreerde het haar, andere keren nam ze er vrede mee. Het constant wisselen van deze gemoedstoestanden was uitputtend.
Toen hij voet in haar leven zette, kreeg ze terug hoop.
Al die jaren van wachten waren eindelijk voorbij. In haar hoofd maakte ze zich voorstellingen van hen samen. Als ze voorbij winkels met bruidsmode passeerde, maakte haar hart een vreugdedansje. Bij het aanschouwen op straat van kinderwagens met baby’s smolt ze net niet weg. Het was haar beurt om dat alledaagse maar voor haar zo onbereikbaar geleken geluk aan den lijve te ervaren.
Ze zeiden dat als je iemand beter leerde kennen je allerlei tekortkomingen ontdekte. Ze zag ze niet. Hoe meer ze van hem te weten kwam, hoe liever ze hem zag. Dat zwevend gevoel dat ze herkende van in haar tienerjaren brak ten volle los in haar. Ze liet alle remmingen varen en gaf zich eraan over. Hij had haar gezegd dat hij van haar hield. Hun innige band was als een prachtige melodie die zich als een oorwurm in haar oor had genesteld. Alles kwam goed.
De eerste valse noten verschenen in de vorm van de tristesse in zijn blik die opeens weer toenam. Ze herkende de blik van hun eerste ontmoeting. Hij had verdriet gehad; was verlaten door iemand van wie hij zeer veel hield. Het kwam allemaal terug, hij voelde zich verward.
Ze troostte hem. Zei dat hij het tijd moest geven. Ze overstelpte hem met haar liefde in de hoop de droevige blik te verdrijven.
De muur rondom hem groeide. Hij kwam steeds minder langs. De afstand was pijnlijk voelbaar. Toch geloofde ze het niet. Hij was gelukkig met haar had hij beweerd. En zij ook.
Iedere avond liet ze het lampje bij het raam branden. Ze hoopte dat hij erop af kwam. Ze herinnerde zich zijn woorden: 'Het is al laat maar ik zag licht bij je branden. Dus kwam ik nog even naar je toe.'
Ze maakte zichzelf wijs dat haar leven verder ging. Ze lachte wanneer dat hoorde, deed gezellig tegen andere mensen, maakte grapjes zoals gewoonlijk. Het was een masker naar de buitenwereld. Terzelfdertijd hoopte ze dat iemand haar zou doorzien. Dat gebeurde niet. Ze was te goed geworden in haar rol.
Haar leven verviel in het constant zitten wachten.
De deurbel zweeg.
Ze dacht terug aan alles wat ze ooit tegen hem zei, overliep de zinnen woord per woord. Zat er iets tussen wat zijn besluit tot afstand kon verklaren? Had ze haar eigen geluk gedwarsboomd?
De spiegel werd een spottende vijand. Onzeker bekeek ze zich van alle kanten. Was ze de liefde wel waard?
Als een speelbal werd ze rondgeslingerd tussen kwaadheid en verdriet. Ze voelde zich machteloos.
Toch zat er diep vanbinnen nog steeds dat ene sprankeltje hoop.
De hoop kreeg een doodsteek bij het zien van de foto. Hij had zijn arm om het meisje heen geslagen. De verliefdheid in zijn ogen deed haar zelfs lichamelijk pijn.
Ze moest hem zo snel mogelijk vergeten maar wist niet hoe. Op de meest onverwachte momenten werd ze in haar geest overvallen met beelden van dat meisje en hij. Het voelde ondraaglijk. De kwaadheid en het verdriet zegevierden.
De tijd gedroeg zich als haar vijand. Omdat deze haar steeds verder verwijderde van hem. De uren, dagen, weken en maanden kropen voorbij. In haar hoofd ontketende zich een slagveld vol emoties.
Na een intense periode zag ze in dat de tijd ook haar bondgenoot was. Deze bood haar dan wel geen pasklare antwoorden maar plaatste heel wat zaken in een ander perspectief. De waarheid drong tot haar door. Ze was de veerboot geweest die hem opving na zijn val in de woelige zee en hem veilig naar de andere haven bracht. Hij had troost gevonden bij haar in de leegte die zijn eerdere vriendin naliet. Zij had hem geadoreerd en hij had dat gulzig opgezogen. Een genezende pleister op de etterende wonde van de breuk.
Nu lag zij doelloos te dobberen in de zee. De pijn zorgde vaak voor woelig water. Ze dreef alle richtingen uit maar tegelijk ook nergens heen. Het was onduidelijk welke kant de juiste was.
Een veerboot is een boot waarvoor men nooit blijvend kiest maar dat tegelijk een boot vol oprechte warmte en liefde is. Hij had heling gevonden bij haar ook al bleek ze niet zijn haven. Ze was in staat dat aan iemand te schenken. De gedachte troostte haar. Het gaf haar iets van hoop terug, ook al was de genezing er nog lang niet. Ze moest de moed erin houden. Vertrouwen hebben dat haar eigen haven gauw in zicht kwam.
Het water was voorlopig rustig op zee.
Reactie plaatsen
Reacties